(In het jubileumjaar van de christelijk gereformeerde kerk van Surhuisterveen komt er iedere maand een gemeentelid aan het woord over zijn of haar beleving in de gemeente.)
Jarenlang beheerde hij de centen van de kerk. Jan van Schalm had veel kennis van zaken op dit gebied en gebruikte zijn talenten op deze manier. Samen met zijn echtgenote Gé kwam hij naar Friesland en kozen er voor om te wonen op het platteland. Ze blikken terug op de kwart eeuw dat ‘hun’ kerk bestaat.
Jan en Gé van Schalm waren beiden hervormd toen ze in Surhuisterveen kwamen wonen, hun zoon en twee dochters zijn dan ook in deze kerk gedoopt. Twee jaar na de verhuizing kozen ze voor een christelijke gereformeerde gemeente en kwamen in Drogeham terecht. “Het vrijzinnige gehalte bij de hervormde gemeente beviel ons al lange tijd niet”, zegt Van Schalm. “Vanwege de schrale prediking konden we het daar niet volhouden.”
Erg blij In de gemeente in Drogeham vonden ze de confessionele prediking die ze wilden en hier hebben ze dan ook enkele jaren tot volle tevredenheid gekerkt totdat er plannen kwamen om in Surhuisterveen een kerk te stichten. “Daar waren wij heel erg blij om”, aldus Gé van Schalm. “Het is veel prettiger om naar de kerk in het eigen dorp te gaan, anders zie je de mensen alleen op zondag maar even.”
In die periode moest er van alles geregeld worden. Eén van die dingen was dat er een bankrekening moest komen. ‘Oh, dat kan Van Schalm wel doen’, zo werd geopperd doelend op zijn baan en kennis in de boekhoudwereld. “Het is uiteindelijk uitgelopen op 21 jaar penningmeesterschap”, blikt hij terug.
De kerk in Surhuisterveen begon als wijkgemeente en had de eerste bijeenkomsten in het gebouw van de doopsgezinde gemeente. Omdat deze gemeente resoluut vasthield aan de diensttijd van half tien werd het voor de wijkgemeente moeilijk om ’s ochtends een dienst te houden. “We gingen op zoek naar een andere ruimte en vonden onderdak bij de hervormden”, weet mevrouw Van Schalm nog. “Die wilden wel om negen uur beginnen zodat er de mogelijk was om om elf uur nog een dienst te houden. Dat was eigenlijk ook best wel een prettige tijd om een dienst te beginnen.”
Na de institutionering in 1980 begon de nieuwe gemeente ongeveer een jaar later met het sparen voor een eigen onderdak. “Van Kornhorn en Drogeham hadden we een behoorlijk startkapitaaltje meegekregen”, herinnert de oudpenningmeester zich. “Het ging om een aantal duizenden guldens en dat was een leuk begin.”
Om daarnaast nog extra geld in het laadje te krijgen werden er acties bedacht zoals een bazaar en werd er een handwerkgroep opgericht die werkjes gingen verkopen. “Het besef dat er geld moest komen voor een kerkgebouw was er wel”, aldus Jan van Schalm. Hij herinnert zich de appelactie als financieel grote klapper.
Een predikant kon de gemeente in de beginjaren niet betalen en daarom werd contact gezocht met andere gemeenten zodat de kosten konden worden gedeeld. Er vonden gesprekken plaats met de gemeente van Veenwouden, die ook vacant was. Gezamenlijk brachten ze een beroep uit op dominee Dirk Visser, maar hij nam het beroep niet aan.
Ondanks het feit dat de christelijke gereformeerde gemeente in Surhuisterveen druk aan het sparen was voor een eigen onderkomen, was het verlangen om een eigen predikant te hebben veel sterker aanwezig. “De financiële draagkracht was er echter niet en daarom vroegen we bijstand aan de deputaten”, zegt Van Schalm.
Er werd een bedrag berekend dat per gezin opgebracht moest worden. Het merendeel van de gemeente was bereid dit op te hoesten. “Het idee van ‘samen de schouders eronder’ leefde heel erg”, weet de oud-schatkistbewaarder nog. “Er is nooit een brief geschreven, het geld werd spontaan opgebracht zodat we een predikant konden beroepen.”
Na vijf jaar diverse gastpredikanten te hebben verwelkomt, kan de gemeente in 1985 de eerste predikant benoemen, dominee Jan Bosch. “Hij was een zeer enthousiaste persoonlijkheid”, herinneren Jan en Gé van Schalm zich. “In al z’n bevlogenheid wilde hij al vrij snel een eigen kerk bouwen voor z’n gemeente.”
‘Altijd blijven oppassen’
“Dat kon toen nog niet”, telde de schathouder die toen nog maar zo’n honderdduizend gulden op de bank had staan. “Het bouwen van een kerk is geen eenvoudige zaak en dat kan niet zolang er geen sluitende begroting is.” Bosch kwam regelmatig bij de Van Schalms over de vloer. Op een dag constateerde Gé van Schalm dat de predikant zo plotseling weer was vertrokken en ging naar haar echtgenoot om verhaal te halen: “Wat was Bosch snel weer weg…”
– “Ja, we konden het niet eens worden, hij wil maar een kerk bouwen maar de centen zijn er niet voor”, verklaarde hij. “Dominee is teleurgesteld weer vertrokken.” Het verlangen naar een eigen kerkgebouw bleef echter in de gemeente aanwezig. “Jan heeft heel wat afgerekend”, weet mevrouw Van Schalm nog wel. Steeds opnieuw bekeek hij of de financiële situatie toereikend was om tot de bouw over te gaan.
Nadat alle gemeenteleden in de gelegenheid waren gesteld een donatie te doen, sloeg de penningmeester weer aan het rekenen en kwam dit keer tot de conclusie: het kan! Iedereen was erg enthousiast dat het verlangen nu eindelijk kon worden vervuld, maar Jan van Schalm bleef terughoudend op de knip letten.
“Zoveel hebben we en daar moeten we het mee doen”, besliste hij en legt uit waarom hij zo spaarzaam bleef. “Wil je de centen serieus bewaken, dat moet je altijd blijven oppassen.” Dat oppassen bleef hij ook doen nadat het startsein voor de bouw was gegeven. Tegenvallers met onder meer de fundering zetten hem telkens weer aan het rekenen.
“Het was altijd knokken om binnen onze mogelijkheden te blijven handelen, want de mensen dramden wel door; ze wilden beslist een kerk.” Later hebben diverse gemeenteleden wel toegegeven: het is maar goed geweest dat we zo’n strenge penningmeester hadden, zo weten Jan en Gé van Schalm.
De eerste jaren waren de gemeenteleden enorm enthousiast. Dat is wel een klein beetje logisch, het was een kleine hechte groep die in de beginperiode – alles was nieuw – overal voor in was. “In materiële zin hebben we alles nu goed voor mekaar”, blikt Van Schalm terug op de kwart eeuw die de kerk nu bestaat.
Wel vraagt hij zich af hoe we als kerkgemeenschap verder moeten en hoe we vandaag de dag kerk moeten zijn. “Er vinden veel bewegingen plaats in bijvoorbeeld de liturgie. De tijdgeest brengt dat met zich mee.” Gé van Schalm zingt nog graag de psalmen van de oude berijming. “Die ken ik nog allemaal uit mijn hoofd, het zit er zo in”, zegt ze. Bezwaar tegen de nieuwe liederen heeft ze echter niet.
Ook zij ziet dat er in de afgelopen periode veranderingen en vernieuwingen zijn opgetreden. Zo heeft ieder zijn of haar eigen persoonlijke wensen. “Maar het kan niet gaan zoals ieder vindt dat het moet gaan”, vinden ze. “Als aan ieders wens voldaan moet worden, kan de kerkdienst uitlopen op een soort religieuze voorstelling waarin jong en oud iets van zijn of haar gading vindt. Dat is echter geen betrouwbaar uitgangspunt.”
De gemeente antwoordt in de liturgie op de ontmoeting met God. Dat moet een stijlvolle aangelegenheid zijn waarbij ootmoed, aanbidding en lofprijzing de boventoon moeten voeren, zo vinden Jan en Gé van Schalm. “Ook de jeugd zal niet om het wezenlijke van een kerkdienst heen kunnen.”
“Kan de jeugd de voorwaarden stellen op wat voor manier God hen wil ontmoeten? Ze zullen zich moeten afvragen wat eigenlijk de zin van het leven is en daar komen ze niet achter door de speeltjes in de liturgie.” Zelf zijn de Van Schalms tevreden met de liturgie en ook in de verkondigingen van dominee Jelle Nutma kunnen ze zich prima vinden.
“Onze predikant is enorm gegroeid sinds hij de gemeente leidt. Hij is veel geestelijker geworden en richt zich meer op de kernzaken van het geloof.” De eenheid binnen de gemeente daarentegen is niet meer zoals vroeger. “De gemeenteavonden waren vroeger veel prettiger om te bezoeken”, zegt Gé van Schalm waarop haar echtgenoot bevestigend zegt: “Men was toen veel meer bereid om samen ergens over te praten en samen ergens voor te staan, maar dat is er nu veel minder.”
Om van elkaar te blijven leren zou er veel meer gediscussieerd kunnen worden, vinden ze. Daarbij halen ze met name de wijkavonden van weleer aan, waarbij telkens een thema aan de orde kwam. “We zouden veel meer wezenlijke zaken met elkaar moeten bespreken.” Wanneer mensen zich niet eerlijk tegenover elkaar uitspreken en voor hun mening uitkomen, vormt dat conflicten en dat tast de eenheid binnen de gemeente aan.
In gesprek gaan met de jongeren lijkt Jan en Gé van Schalm dan ook een goede zaak: “Alleen dan komen we erachter wat hen bezighoudt.” Jan van Schalm maakt deel uit van de jubileumcommissie van de kerk en vindt het een heel goede zaak dat de gemeente nu aan het sparen is voor een kerk in Venda.
“Het is een prachtig middel om onze dankbaarheid te tonen en iets voor een ander te doen. Die tienduizend euro krijgen we wel bij elkaar, en anders spreken ze de reserves van de kerk maar aan”, zegt hij met een gul gebaar. “We moeten dankbaar zijn voor wat we als gemeente hebben gekregen. Alles heeft z’n weg gevonden, dat is heel uitzonderlijk.”