Hoi! (8)

Wie goed doet, goed ontmoet. Het is niet zo heel erg moeilijk om dit gezegde te begrijpen. Wie op straat iemand vriendelijk groet, krijgt in de meeste gevallen een even hartelijk opgestoken hand terug. Omdat ik wegens werkzaamheden regelmatig op pad ben op mijn tweewieler – juist, diezelfde die ze nog niet hebben gejat – kom ik veel bekenden tegen en mijn hand gaat dan ook regelmatig even de lucht in.

Een glimlach of een vriendelijke groet kosten immers helemaal niets en kunnen zelfs een onbetaalbaar resultaat hebben. Af en toe wordt me weleens iets nageroepen of plaats ik zelf eens een opmerking. Soms stap ik zelfs van de fiets en maak ik een praatje met de persoon die me groet. Dit soort contacten doet me ontzettend goed en ik zou ze dan ook voor geen goud willen missen.

Toch heb ik ook wel mijn vraagtekens bij de oprechtheid van sommige contacten op straat of in de winkel. Lees maar eens de zeer korte discussie die dagelijks vele malen op straat plaatsvindt: Hoi, hoe is het?
– Goed, met jou ook?
Ja, prima.
– Mooi.
In veel gevallen stopt hier de dialoog en gaat ieder zijns weegs. Gaat het hierbij dan om een oprechte interesse of is het toch meer een plichtmatige belangstelling?

Een tijdje geleden kwam ik een vage bekende op de fiets tegen. Al fietsend staken we als groet de hand naar elkaar op. De man was me al weer voorbij toen hij nog vroeg hoe het met me ging en fietste vervolgens gewoon verder. Het antwoord op z’n vraag ben ik hem dan ook schuldig gebleven. Zelfs al had ik hem nageroepen dat het niet zo goed met me ging, dan was hij hoogstwaarschijnlijk gewoon doorgefietst.

Daarom roep ik op straat in de meeste gevallen zonder na te denken dat het goed met me gaat als op bovenstaande manier naar mijn welzijn wordt gevraagd. Ik weet wel bijna zeker dat anderen in grote verlegenheid worden gebracht wanneer ze geen positief antwoord krijgen. Een tijdje geleden nam ik eens de proef op de som. “Mwuoo, gaat wel”, zei ik toen een kennis met z’n standaard openingszin begon.

Hoewel hij al bijna weer vier stappen van me verwijderd was, bleef hij toch twijfelend staan om te vragen wat er dan aan de hand was. ‘Mooi zo’, volstond deze keer immers niet en dus moest hij wel enige belangstelling tonen. Zijn lichaam sprak echter heel andere taal en duidelijk was te merken dat de man haast had.

Hoewel ik de grootste waarde blijf hechten aan de meest gemeende belangstelling, blijf ik ook de wat meer oppervlakkige groeten op prijs stellen. Ieder diepgaand gesprek begint immers met een groet en omdat je niet in één keer van de vloer op de zolder kunt springen, beginnen we eenvoudig en daarom groet ik u allen: hoi!

Ik wens u oprecht nog een hele fijne dag en wie weet praten we een volgende keer verder…