“Ik zie in de spiegel dat ik er bloed stroomt uit een wond boven mijn wenkbrauw”
Bam!! Met een enorme dreun kom ik tot stilstand en ontdek een paar tellen later dat ik tegen een glazen deur ben opgelopen. Nog geen uur geleden ben ik zonder pardon door hetzelfde deurgat bij het restaurant naar binnen gelopen voor een bezoekje aan het toilet. We hebben zojuist op het buitenterras gegeten, afgerekend en ik wil nog snel even naar binnen om mijn plakhandjes af te spoelen.
De hele dag hebben we zomers strandweer genoten aan de Noordzee en op de terugweg zijn we gestopt in Harlingen om een hapje te eten. Het is inmiddels negen uur geworden, gedurende de zonsondergang behoorlijk afgekoeld, en het personeel heeft de deur dus dichtgetrokken.“Verdorie! Kunnen ze geen sticker op zo’n deur plakken”, is mijn eerste gedachte als ik weer ietwat bij mijn positieven kom.
Lang krijg ik niet de tijd om me daar druk over te maken, want zowel vanbuiten als van binnen krijg ik ineens volop aandacht: de klap is zo hard geweest dat het hele terras en de mensen binnen in het restaurant hun blik op mij hebben gericht: hoe gaat dit, alles goed?! Ik wimpel de aandacht meteen af en verwijder me naar de toiletruimte.
Daar zie ik in de spiegel dat ik er bloed stroomt uit een wond boven mijn wenkbrauw en voel ik dat mijn lip dikker wordt. Even schud ik met mijn hoofd, was mijn handen nadat ik even flink adem heb gehaald en loop ik strijdtoneel weer op. Opnieuw krijg ik meer aandacht dan ik nodig denk te hebben.
“Gaat het een beetje?”, vraagt de man met wie ik als eerste oogcontact had en die het akkevietje vermoedelijk heeft zien gebeuren. “Het leek anders wel grappig”, merkt hij op, nadat hij zich ervan heeft verzekerd dat het goed met me gaat. “Dat wil ik wel geloven”, antwoord ik met een zuurgezicht. “Maar het voelde allerminst grappig.”
Als ook het personeel haar deelneming heeft betuigd en er zeker van is dat ik heter verder wel levend vanaf breng, maken we ons snel uit de voeten.Terwijl er een ietwat kloppende hoofdpijn begint op te komen, bedenk ik me dat het nu eens een keer echt is dat ik leven in de brouwerij breng door de botsing met een deur.
Meer dan eens kreeg ik namelijk vele gezichten op me gericht als ik keihard een klap op een deur gaf en vervolgens meteen na een harde schreeuw de handen om mijn hoofd sloeg en voorover boog. Na zo’n nagebootste botsing is het dan veelal voor mij wel lachen geblazen en en zijn de gefopte belangstellenden de zuur lachende derde; nu is het werkelijkheid en ben ik degene met het zure gezicht…