Harde taal

Vorige week waren wij ergens in Noord Brabant waar we een aantal etappes van het Pieterpad hebben gelopen. Enkele afstanden hiervan voeren ons even over de grens en behalve dat de verkeersborden er iets anders uitzien, merk je daar weinig van. Voor de lol gingen wij af en toe wel Duits tegen elkaar praten, bijvoorbeeld als we hondenkeutels langs de weg zagen liggen.

“Haben sie hier keine POEPZAKJES?!”, zo vroeg ik mij af, alsof we in deze taal meer commanderend moeten praten. Wellicht komt het door die leraar Duits die zijn hele klas een VOLDOENDE! Geeft BEHALVE JIJ!!! Of misschien is Duits gewoon een harde taal. Waar het door komt, we weten het niet maar spelen gekscherend dit spelletje.

Weer terug in Nederland bleef de bevelende manier van spreken af en toe terugkomen, wanneer een bus bijvoorbeeld niet kwam opdagen en wij vonden dat de chauffeur ‘nicht muss STAKEN!’ – ‘Wir sind nicht mehr IM DEUTSCHLAND’, zo wezen we elkaar dan en hoewel we best wel een beetje lol hadden in ons half Nederlands en half Duits vol frisismen, concludeerden we eigenlijk ook wel dat we een beetje verkeerd bezig waren.

Terug in Surhuisterveen gingen we uit eten in de ons wel bekende brasserie en vertelden hier over dit taalgebruik. “Und du gehst uns daalks HILFEN!”, zo deelden we onze gastheer mee en in zijn halfbakken Duits speelde hij prima mee. We kregen iets te drinken aangeboden en even later werd de bestelling van het menu opgenomen. “Es komt DARAN!”, maakte ober Jesse duidelijk.

Voor de zoveelste keer besloten we om maar te stoppen met het praten over de grens, maar toch wilde het maar niet slagen om de commando’s telkens terug te laten keren, zelfs in onze eigen taal. Nadat onze bestelling was opgenomen en gastheer zich naar de keuken keerde, instrueerden we hem. “Iten ophelje dû, en RAP in bytsje!”