Wat is er toch zo leuk aan kamperen, zo heb ik me afgevraagd toen wij vorige week bezig waren om de geleende caravan in te pakken voor een weekendje weg met een vriendenclub. Een enorm deel van het huisraad schijnt mee te moeten en voor de zekerheid ook nog een beetje meer; schoon ondergoed, badlakens, toiletspullen, zonnebrand, paraplu en niet te vergeten een voorraadje eten en drinken.
Pas toen we enkele uren na vertrek van huis op de camping in Appelscha de hele boel geïnstalleerd hebben en het tijd is voor een flesje bier, denk ik: ach ja, dit heeft toch ook wel wat, zo heerlijk ontspannen in het zonnetje onder de luifel op het veldje tussen alle groen. Hier geen haast, niets hoeft en alles lijkt in slow motion te gaan; dit is pas een leventje!
Uiterst relaxed zien we onze vrienden één voor één arriveren en hun nachtverblijven in orde maken. We bakken pannenkoeken en eten samen als één grote familie. Weer iets later op de avond zitten we gezellig met z’n allen rondom het kampvuur te borrelen, te kletsen en als de jongste kids naar bed zijn gebracht, spelen we een spelletje.
Nog steeds lijkt er geen vuiltje aan de lucht, en zelfs de piepkleine vliegjes die in mijn armen en onderbenen vele tientallen steekjes geven als speldenprikjes strooien hierbij geen roet in het eten, maar nadat ik onder de dekens ben gekropen in het toch wel ietwat klamme vakantieonderkomen, begin ik me toch opnieuw af te vragen wat er zo leuk is aan kamperen.
De muggensteekjes zijn nu opgezwollen en beginnen te jeuken en ondanks dat ik me heb voorgenomen niet te gaan krabben, merk ik halverwege de nacht dat ik onbewust vooral mijn onderbenen volledig heb opengekrabd. Na het douchen ’s ochtends zit ik aan het ontbijt weer te genieten van de medekampeerders die één voor één de caravan uitrollen. Kamperen is toch ook best wel leuk…