Etappe Bartlehiem-Dokkum

Het werd na vijf maanden wel weer eens tijd om een etappe te gaan wandelen en met een prima weersvoorspelling heb ik heit bereid gevonden om me deze ochtend op Bartlehiem af te zetten. Om negen uur heb ik bij hem afgesproken, we drinken eerst een bakje koffie en rijden dan richting de finish van de vorige keer.

Precies om 10:00 uur stap ik uit de auto. Meteen wandel ik al de polder in en hier waait de wind nog flink fris. Even twijfel ik of ik toch niet het jack mee had moeten nemen dat ik in de auto heb laten liggen, maar ik bedenk me dat de temperatuur straks toch wel zal stijgen en ik me daarnaast ook wel warm zal lopen. Een reiger landt sierlijk aan de rand van een weiland, kijkt even speurend in het rond en vliegt dan weer op. Ik hoor kieviten en andere weidevogels en verder is het stil.

Er is weinig te beleven in Birdaard, hier staat slechts een ouder mannetje op zijn fiets te wachten bij het bruggetje. Even voorbij het dorp neem ik zo rond kwart voor elf een bakje koffie met een broodje op een bankje aan het Dokkumer Ie. Een man en een vrouw met een wandeltas zijn de enigsten die ik langs zie komen.

Ik neem geen lange pauze en sta nog geen tien minuten later alweer naast de bank. Na nog geen kwartier wandelen vind ik de temperatuur voldoende gestegen om de broek af te ritsen en ik durf het zelfs aan om mijn trui uit te trekken. In mijn korte korte broek en t-shirt kuier ik door. Eigenlijk is het nu al amper voor te stellen dat ze hier in de winter in de ijzige kou over het ijs langs schaatsen.

Pling! Een fietster maakt me attent en ik ga opzij. De fietstas van de passerende fietster hangt er niet bijzonder stabiel bij, maar ik besluit om niet te waarschuwen, ze zal het wel weten. Nog geen vijftig meter verderop valt de fietstas er af en stopt ze. “Lukt het?” Ik maak even een praatje met haar. “Ik heb de fietstassen net nieuw gekocht”, vertelt ze. “Ze zijn al eerder gevallen.” Even later fietst ze met de tassen weer door.

Op de trekvaart vaart een boot van de KNZHRM langzaam voorbij. Bij het wandelen over de Iedyk is het af en toe slechts een auto die passeert, verder hoor ik hier niets anders dan het geluid van weidevogels, stilte en af en toe een kraaiende haan. Wat een rust… Nog steeds heb ik geen spijt dat ik van de officiële route ben afgeweken en voor de polder langs Bartlehiem heb gekozen.

Uit een boerderij aan de Iewâl komt een oud vrouwtje waggelen in een jurkje dat vijftig jaar geleden al niet meer modieus was. Ze loopt naar het rek met emmers en begint deze te spoelen. Het lijkt alsof de tijd hier heeft stilgestaan. Als ik ter hoogte van Raard ben, hoor ik het klokje luiden van twaalf uur. Ik besluit om even te stoppen om een broodje te eten en ik heb nog wel zin in een bakje koffie. Een bankje vind ik even niet en de grond is nog te nat om op te zitten, maar het smaakt allemaal prima. Een bootje van Rijkswaterstaat tuft langzaam voorbij. Een bocht verder heb ik zo’n tien minuten later Dokkum al in het zicht. Het valt me op dat dit een laag gebouwde stad is. Slechts een watertoren, twee kerktorens en één appartementengebouw steken er boven uit.

Even voor Dokkum verwijdert het wandelpad zich van het water en loopt het richting industrieterrein. Hier zie ik dat ik weer op de officiële elfstedenpadroute wandel en volg deze. Op een rotonde vlak voor de stad zie ik een racefietser aan komen in een pak van toerfietsclub van Surhuisterveen. “Hey Dick!”, roept hij bij het passeren. Ik meen Oebele Visser’s zoon Derick te herkennen.

Om een uur ben ik aangekomen in de binnenstad van Dokkum en omdat ik geen haringtentje weet te vinden, besluit de bushalte te zoeken. In de wachttijd eet ik nog een broodje en nuttig mijn drinkbouillon. Om 13:36 gaat er een lijn via Drachten naar Surhuisterveen en om tien voor drie stap ik uit op de Nije Jirden. Een bakje koffie gaat er thuis wel in.