Klokslag negen uur staat heit vandaag voor de deur. Uit de auto sjouwt hij onder meer de frituurpan, enkele flessen olie, een paar borden vol met geschilde, in plakjes gesneden en met kaneel bepoederde goudreinetten, een kom met meel en nog meer van dat soort spullen. In de garage heb ik alvast een soort van werkbank gefabriceerd en de Top2000 opgezocht op de radio die vroeger nog in de winkel heeft gedraaid.
Zodra alles over de werkbank is verdeeld en de steker van de frituurpan in het stopcontact zit, is het tijd voor koffie om af te wachten tot het vet heet genoeg is. Al snel hebben we de draai weer te pakken en na ongeveer flap nummer dertig blikt heit eens in de rondte. “Wat binne wy eins ek ûnnoazele dwaande net.” Ach ja, het is traditie, maar wel die met een gouden randje…
Herinneringen worden opgehaald, hoe ging het vroeger, hoe vaak hebben we dit nu alweer zonder mem gedaan? “It is alderraarst”, concludeert heit de laatste maanden wel vaker. “Alwer is der in jier om, de tiid hâldt gjin skoft.” Buiten is het tien graden, in de garage geeft de thermometer vijftien aan en in de keuken is de temperatuur achttien, we zijn ergens bij appelflap nummer vijftig.
De hele ochtend eten we van de mislukte exemplaren, wat de calorieverzameling van de afgelopen dagen uiterst ten goede komt. Rond elf uur zijn er ruim zestig appelflappen geproduceerd. Er is nog wat meel over en natuurlijk probeert heit hier oliebollen van te maken, wat zoals elk jaar volledig mislukt. De misvormde exemplaren vinden hun weg naar de kippen, die zoals altijd een dag met een gouden randje hebben. Ook dat hoor bij de gouden traditie.