Ouderen op onderzoek naar het goede tijdens busreis
Een storinkje in de lift voor rolstoelen zorgt er voor dat de ouderenmiddag van de gereformeerde kerk vrijgemaakt en de christelijke gereformeerde kerk dit jaar met een behoorlijke vertraging begint. Wanneer chauffeur en 55+-er Henk de Boer er niet uitkomt, worden er twee monteurs van Dalstra Reizen opgetrommeld om de storing te herstellen. Onder de grote druk en toeziend oog van enkele broeders die allemaal een tip of vermoeden hebben over de oplossing, slagen deze mannen er ook niet in om het euvel te verhelpen. De rolstoelrijders worden op een andere manier de bus in geholpen en bijna een half uur later dan gepland, rijdt een overvolle touringcar met drie personenauto’s er achter aan de provinciegrens over.
Door razende reporter Dick Kooy
Tien minuten te laat arriveert het Feanster gezelschap op de Stationsweg in Groningen, waar de kapitein van Rondvaartbedrijf Kool geduldig staat te wachten. De ankers van de rondvaartboot zijn al opgetrokken, de motoren draaien al op volle toeren en wanneer de laatste Feanster toerist aan boord lijkt, gooit de schipper de trossen los en vaart op volle kracht af.
In rep en roer
De passagiers zijn plotseling in rep en roer als blijkt dat de chauffeurs Aaltzen Ozinga, Rinze Storm en Grietje de Boer nog op de vaste wal staan zijn. Zij waren dan wel eerder in Groningen dan de touringcar, maar hadden iets meer tijd nodig om hun automobiel te parkeren. Vol gas gaat de schipper achteruit zodat het drietal aan boord kan springen.
De regendruppels die zich op de glazen kajuit van de rondvaartboot hebben verzameld, belemmeren het uitzicht op de stad dan wel enigszins en ook de raampjes zijn al binnen vijf minuten aardig beslagen, maar de oudjes hoeven niets te missen daar de stem van een dame precies vertelt wat er zoal te zien is. Hier wordt echter weinig naar geluisterd, de meerderheid zit gezellig met elkaar te keuvelen.
“Wat een ge-kwek”, oordeelt Barend van Amerongen over dit gebabbel. “Je zou zeggen: de mensen zien elkaar iedere week, wat hebben ze nu nog allemaal te bespreken?” Hieruit blijkt echter maar weer dat er toch een behoefte bestaat aan het samen zijn. Het duurt niet lang of de heerlijke geur van koffie trekt door het schip.
De bemanning blijkt echter sneller te zijn met varen dan met het serveren van koffie, want voordat de achterste tafeltjes voorzien zijn van een geurend bakje leut, is de terugreis alweer ingezet. Langs de Zuiderhaven vaart de boot via de Noorderhaven naar het Schuitendiep, waarna over de Oosterhaven naar het Eemskanaal wordt gevaren. Na een half uur dreigt het rondvaartschip bijna water te maken door onder meer hoge golven en het rappe tempo waarmee het schip koerst; de verloren tijd moet natuurlijk ingehaald worden….
Hoge golven
“Geen nood”, stelt oud-binnenvaart-schipper Ids Keizer het gezelschap gerust. “Dit zijn slechts de golven van het Eemskanaal, niets aan de hand…” De passagiers zien dan geen enkel gevaar meer in het deinende schip in de kolkende golven en vinden het alleen maar leuk. “Heu, heu, heu!”, roepen ze massaal ten teken dat er nog wel een golfje mag komen.
Het gaat Procee blijkbaar wel iets te gortig allemaal, want hij verdwijnt even in het achterste deurtje: “ik maak even een uitstapje”, deelt hij z’n meedeinende broeders en zusters mee.
Hooghoudt
Na ruim een uur varen gaat het rondvaartschip weer voor anker in de haven. “No begjint it reiske pas”, glundert Tseard Hiemstra wanneer hij in de bus stapt die richting jeneverstokerij Hooghoudt gaat. Dat de stemming er nu pas echt in komt, blijkt wel wanneer de passagiers massaal het Groninger volkslied gaan zingen.
De in Groningen geboren Sien Duursma zet in: “Van Lauwerzee tot Dollard tou, van Drenthe tot aan ’t Wad, doar gruit, doar bluit ain wonderlaand rondom ain wondre stad.” Tussen de herrie die zijn passagiers maken vertelt de chauffeur enthousiast over het Peerd van Ome Loeks dat gepasseerd wordt en maakt hij hen attent op d’ Olde grieze Martinitoren.
“Hjir bin ik doopt”, brult Sien Duursma voor zich uit wanneer ze uitgezongen is en de Jeruzalemkerk haar aandacht trekt. “Ja, ik ek”, zegt Sjoukje Visser er vlot achter aan. Met de vraag “welke dûmny hiest dû”, wordt een discussie over het vroegere leven ingezet. “Hjir moatte wy linksôf”, weet de steeds op de Hooghoudt reclame geconcentreerd blijvende Wietze Duursma wanneer hij het logo met de jeneverfles in het vizier krijgt.
“Ik ha myn fûgeltsje meinaam”, beweert Durk Visser over zijn borrelglaasje zonder poot, waardoor de borrel in één keer achterovergeslagen dient te worden. Geduldig wacht de groep totdat de vorige bezoekers vrolijk lachend uit het pand van de jeneverstoker rollen. Na een kort kijkje in de keuken van de stokers – het productieproces ligt jammer genoeg stil en de werknemers maken zich al klaar om naar huis te gaan – gaan de broeders en zusters naar het proeflokaal en krijgen een welkoms-drankje. Er wordt onder meer verteld hoe het proces in zijn werk gaat en dat er zesduizend liter per uur gebotteld wordt.
Het proefmoment
Ondeugend kijken enkele broeder elkaar na deze mededeling aan omdat het vermoeden dat er nu vast nog wel wat voor hen onder de kurk zit, wel heel realistisch wordt. “Alle jûnen twa slokjes is hiel gesûn”, deelt Hendrik Westra mee aan Fokke van der Heide en andere mede-broeders. Eindelijk is dan het moment aangebroken dat er geproefd mag worden.
“No sjochst de wrâld dochs wer wat oars”, vindt Jan van der Wal na zijn eerste proefjes. Naar mate de drank is in de man, stijgt ook de intelligentie waarmee de vragen aan de dames achter de tap worden gesteld. “Nee, wij verklappen het geheim van ons recept niet”, luidt het antwoord op de meest slimme vraag.
Teleurstelling slaat al gauw weer om in oplettendheid wanneer op een groot beeldscherm het recept wordt getoond. “Men neme…”, ze begint het filmpje, mar dit stopt alweer bij het noemen van enkele basis ingrediënten. Het gaat om de verhoudingen en dit recept voor het ‘vloeibare Groningse goud’ – dat nog steeds hetzelfde is als vroeger – wordt echter ook nu niet prijsgegeven.
Hooghoudt heeft ook mensen in dienst die van het proeven van de dranken hun werk hebben gemaakt. “Ze beginnen ’s ochtends om half acht”, vertellen de bar-vrouwen. “Hawwe jimme ek noch fakatueres”, willen de vaak samen biljartende Tseard Hiemstra en Iko Scheepsma weten, maar ze krijgen nul op rekest.
“Onderzoekt alles en behoudt het goede”, citeert Hendrik Schievink uit het bijbelboek Prediker terwijl hij een borrelglaasje omhoog houdt. Diverse smaken en soorten zijn er te proeven maar Durk Visser houdt het bij één soort. “Dat ha’k ek altyd dyn mei de froulju en dat is my best befallen.”
Wat hawwe jimme allegearre dikke reade koppen”, constateert reisleider Iko Scheepsma wanneer het gezelschap terug is in de bus. Met een voldaan gevoel reizen de christelijke broeders en zusters door naar Niebert, waar de geslaagde dag in wegrestaurant In de Klaver wordt afgesloten met een driegangen-menu.