En ik zeg ‘stop!’ … en alles staat stil. Aan deze uitspraak uit de televisieserie uit de jaren zeventig van Ti-ta-tovenaar moest ik even denken een aantal dagen nadat ik begin december voor de derde maal in mijn leven werd opgeschrikt door een epileptische aanval. Het lijkt alsof ik vanuit het niets onderuit word gehaald door een enorme kortsluiting in mijn hoofd.
De toeval was heftig en de gevolgen daarvan zijn nog dagen daarna duidelijk te voelen: een enorm suf gevoel in mijn hoofd en het gevoel alsof de hele wereld voor mij even een paar versnellinkjes lager is gaan draaien. Autorijden is plotseling drie maanden taboe en dus zit je als chauffeur meteen zonder werk en ook mijn activiteiten voor de krant heb ik noodgedwongen op een lager pitje moeten zetten om het herstelproces maar niet te blokkeren.
Nee, het was niet Tika uit de serie Ti-ta-tovenaar die even met de vingers knipte en mijn leven totaal stil zette, maar wie of wat dan wel? Het antwoord op die vraag zal ik wellicht nooit krijgen, maar uiteraard heb ik me wel afgevraagd wat de oorzaak van deze explosie zou kunnen zijn. Zou ik ondanks de kennis die ik heb van mijn beperkingen toch weer teveel hooi op mijn vork hebben gehad?
Zou het een teken zijn om mij iets duidelijk te maken? Wat dan wel en waarom op deze manier? Moet ik het rustiger aan doen of mijn levensstijl aanpassen? Vaak heb ik mijn hemelse Vader gevraagd om stuurman in mijn leven te zijn, en met dit soort vragen worstel ik dan ook weleens na zulke tegenslagen. Wat is de betekenis hiervan?
Hoewel het waarschijnlijk grotendeels spiegels van raadselen voor mij zullen blijven, probeer ik er toch op enigerlei wijze iets van te begrijpen en er mogelijk toch een soort sturing in te vinden. Ondanks dat ik er tot nu toe nog weinig positiefs uit heb kunnen halen, heeft het mogelijk op een voor mij veel minder zichtbare manier toch iets goeds gebracht.
Zo ben ik bij een mij goede bekende weduwnaar op bezoek geweest waarvan ik weet dat hij het in de decembermaand nogal moeilijk heeft. Normaal gesproken zou een plan om dit soort bezoekjes te brengen al snel door allerlei ditjes en datjes op de lange baan zijn geschoven, maar door bovengenoemde oorzaak had ik amper verplichtingen meer en dus alle tijd.
Na een bijzonder fijn gesprek leefde de man helemaal op. Wat ik precies heb gezegd weet ik niet meer, maar iets dat ik genoemd had over een zonnestraal die er ook voor hem was, heeft zoveel impact gehad op deze behoorlijk verdrietige man, dat hij aan het eind van de avond zelfs aardig in zijn sas was. “Ik kan wel een gat in de lucht springen”, zo maakte hij me duidelijk. “Wat fijn dat je er even was.”
Naast deze man voelde ook ik me aan het einde van de avond een stuk opgewekter, en ontdekte zo dat er na zo’n tegenslag ook voor mij wel weer een zonnestraaltje is. Het kwartje over de exacte bedoeling van dit alles is nog niet gevallen, toch probeer ik er met een luisterend oor iets positiefs van te maken.
Hoe dat moet, ik weet het niet; ik doe zoveel mogelijk wat mijn hart me ingeeft. Wat me verder nog te wachten staat op Gods ondoorgrondelijke wegen, we zien het wel… om in de termen van Ti-ta-tovenaar te spreken: Dat zien we morgen dan wel weer. Met de Bijbel er bij weet ik dat ik me dan ook voor morgen geen zorgen hoef te maken!
(deze column is gepubliceerd in kerkblad De Regenboog van januari 2009)