“Nim dy telefoan op!!!” Naast deze bepaald niet zacht uitgesproken opdracht krijg ik ook nog eens een flinke klap op mijn kop. Ik lig te slapen, het is zeven minuten over drie in de nacht als onze telefoon een vreemd geluidje maakt. Het is niet de duidelijk ‘tring’ die we gewend zijn, maar meer een ‘trzz, trzz, trzz’ welke maar niet weer ophoudt.
Ik moet letterlijk even wakker worden en het duurt dan ook enkele seconden voordat ik het licht heb ingeschakeld en de telefoon ter hand heb genomen. Tja, mijn primaire reactie op ‘ttrzz’ is nu eenmaal anders dan die op de duidelijke ‘tring’. Wanneer ik alleen maar een kiestoon hoor na het opnemen, leg ik de hoorn er weer op en dat komt me opnieuw op een flink verwijt: “lis net samar op!!”
Een telefoontje op dit tijdstip is natuurlijk sowieso best bijzonder, maar wanneer je een familielid op de intensive care hebt liggen die onlangs een hartoperatie achter de rug heeft, dan is het eerste waar je aan denkt dat er iets aan de hand is. Nadat de rust bij ons enigszins is wedergekeerd, blijkt er niets aan de hand te zijn en was het slechts het ouderwetse toestel dat een beetje vreemd deed.
En dus trek ik de steker er uit, we nemen een draadloos toestel naast het bed voor eventuele noodgevallen en proberen weer enigszins de slaap te vatten. Dat valt echter niet mee nadat het adrenalinegehalte kort daarvoor behoorlijke hoogte had bereikt. Na wat onrustig gedraai krijg ik even zin om de steker er stiekem weer even in te stoppen, maar doe het toch maar niet. Met een glimlach val ik weer in slaap.