“Ik haw dyn stikje dizze kear net hielendal lêzen hjer”, zo meldt een van mijn vaste lezers (ja echt waar, ik heb fans!) naar aanleiding van een artikel dat ik schreef over de start van de Culturele Haadsted afgelopen januari. Dit had ik in het Fries gedaan omdat ik het wel vond passen bij de cultuur, omdat ik ‘myn memmetaal’ graag gebruik en gewoon omdat (ik) het kan.
Eigenlijk is het van de zotte dat we de taal die we dagelijks gebruiken om te communiceren niet eens kunnen lezen, zo bedacht ik me na de genoemde mededeling, maar heel eerlijk moet ik bekennen dat de drempel om Fries te lezen ook voor mij een stuk hoger ligt wanneer er lange stukken tekst in onze tweede rijkstaal geschreven staan en ik dan ook weleens stop met lezen.
“Moatst it folle faker dwaan, dan learst it it hurdst”, zo vertelde de ‘Fryske skoallejuf’ die ik onlangs sprak voorafgaand aan een reportage uit mijn pen over een cursus Skriuw mar Frysk. De argumenten van de cursisten die ik hoorde waarom ze deelnamen aan de lessen zette me ook aan het denken. “De taal dy’t wy prate, moatte wy ek lêze en skriuwe kinne en bewarje foar de takomst”, zo werd me verteld.
Wat een prachtige taal hebben we toch, zo ontdekte ik toen ik me er iets meer in verdiepte. Het is wel jammer dat ‘ús Frysk’ zo verbasterd wordt gebruikt op social media als mensen het fonetisch gaan schrijven. De broek zakt me soms dan ook werkelijk af wanneer ik dit lees, maar volgens ‘skoallejuf’ moeten we blij zijn dat er nog een poging wordt gedaan om de Friese taal te gebruiken.
Ik zal dus niet met een wijsvingertje omhoog zeggen: ‘doch it goed of doch it net’, maar ik mag toch wel stiekem wijzen op een app’je dat hulp kan bieden om het ‘sa goed as mooglik’ te doen. Installeer SwiftKey op je telefoon en het gaat vast stukken beter. ‘En oars moatst net raar sjen dat ik meikoarten ris mei ôfsakke broek (of sels yn’e bleate kont) troch it doarp fyts. Oant sjen!’