“Moatst mar efkes kreatyf wêze”, zo krijg ik vandaag als instructie voor het bereiden van het diner. Af en toe ontvangen we van die kant-en-klare bakjes met eten die je alleen maar hoeft op te warmen en vandaag staat er Rendang op het menu, een Indonesisch gerecht dat keurig opgemaakt is in een plastic bakje met dekseltje. Ik zie een stukje vlees liggen, een paar sperzieboontjes en iets dat het meest lijkt op couscous.
Mijn eerste idee is om het geheel op een schaal over te brengen en deze in de oven te plaatsen. Dit probeer ik door de hele creatie met twee keukenspatels te verplaatsen. De twee plastic schaaltjes zet ik tegen een grote ovenschaal waar ze naast elkaar in zouden moeten passen, maar dit mislukt bij voorbaat al: zodra ik een schep doe, dondert de hele brut door elkaar.
Zo voorzichtig mogelijk probeer ik er toch nog iets van te maken, de boodschap van creatief zijn blijf ik steeds maar horen in mijn achterhoofd. Hoewel ik nog een poging doe om het geheel ietwat in het gareel te krijgen, beschouw ik de missie ovenschaal eigenlijk al als mislukt. Ik heb geen idee welke temperatuur ik moet instellen en het gerecht zo er wellicht zwartgeblakerd weer uit komen.
En dus kieper ik de hele kliek in een grote bakpan en zet het spul op het vuur. Na even flink roeren ziet het er niet eens uit als de smurrie die ik had verwacht en vind ik mezelf toch eigenlijk best wel creatief. Twintig minuutjes later is het eten op temperatuur, het ruikt wel aardig lekker en het ziet er zelf niet onaardig uit. Het smaakt zo prima dat we besluiten om dit in de toekomst zeker nog eens te bestellen. Ik ben dan in ieder geval creatief genoeg om het te bereiden.