“Wa hat myn tekst? Hasto myn tekst?” De stem in de gang van het verpleeghuis waar ik op bezoek ben blijft maar klinken. Ik probeer me te bedenken wat de roepende persoon zoekt. “Ik bin myn tekst kwyt.” Nog geen vijf minuten eerder was ik door een van de verpleegkundigen bijgepraat over de situatie van oom Jan, bij wie ik ben.
Er kwam toen zomaar een bewoner van de afdeling de kamer binnen gestormd die nog tachtig euro van mij scheen te moeten ontvangen. Liefdevol werd de man door de verzorging de kamer weer uitgeloodst. Al een aantal weken kom ik regelmatig op bezoek op deze afdeling waarbij de mist in vele hoofden van bewoners is neergedaald.
Altijd voel ik me ietwat somber na een bezoek aan het verpleeghuis bij het zien van al deze verwarde oude mensen die hangend in hun stoel of dwalend door de gangen hun dagen slijten met onder meer een schaaltje mandarijn in de middag, maar aan de andere kant zie ik ook de zorg zich met zoveel liefde om deze mensen bekoren, dat ik de warmte mee naar huis neem.
Een oude man en een vrouw staan in de hal te kissebissen. Uit vlagen van hun discussie vang ik op op dat ze niet over hetzelfde onderwerp spreken en elkaar dan ook totaal niet begrijpen. Uit de huiskamer klinkt muziek van psalmen en gezangen, in de avonduren worden de bewoners verwend met de dingen waar ze altijd van hebben gehouden.
“Wa nimt my mei? Ik wol hjir wei!” Bij mijn vertrek word ik bij de uitgang aangeklampt door een oude mevrouw in haar nachtjapon. Een poging om haar het huis in te sturen slaagt niet. Deze mensen dwalen, ze weten het niet meer. Bij deze oude mensen is het mistig in het hoofd. Ze wachten om binnen te mogen gaan bij de paarlen poorten van de Lichtstad.
Onderweg naar huis begin ik het dit lied te neuriën en langzaam aan komen vlagen van de tekst naar boven. “Daar zal ik mijn Heer ontmoeten”, herinner ik mij een van de verzen en ook de boodschap over ‘geen rouw meer en geen tranen’ komt voorbij. Ieder op zijn of haar eigen wijze mogen deze deze oudere mensen alvast heel in de verte luisteren naar Zijn liefdesstem.
(Deze column is gepubliceerd in De Regenboog en Kruispunt van oktober 2021)