In de kerk had ik hier en daar al een glimp opgevangen, rondom het graf waren ze nog iets meer zichtbaar en bij het bakje koffie na de begrafenis maakten we zelfs even een praatje met elkaar. Wie herkent niet dit soort van hereniging met neven en nichten? Gedachten van ‘tjonge jonge, wat heb ik jou lang niet gezien’ en ‘wat ben jij groot geworden.’
Aan de ene kant is het best wel jammer dat we neven en nichten niet vaker zien. Toen onze grootouders nog leefden, waren zij de enige band die we hadden; op verjaardagen en familiedagen ontmoetten we elkaar, we hadden een aantal malen per jaar contact. Nu de grootouders niet meer in leven zijn, is deze band weg. Familiedagen zijn verdwenen, we zien elkaar amper meer.
Iedereen gaat zijns weegs, bouwt zijn of haar eigen gezinnetje op, leidt een eigen leven met vrienden en vriendinnen daar omheen. De neven en nichten – die toch eigenlijk een hechtere band hebben dan vrienden – raken uit beeld en dan ineens staan ze weer voor je neus tijdens een begrafenis. En zo wordt het bakje koffie na een begrafenis al snel een soort van reünie.
Wat doe jij tegenwoordig voor de kost en ben je nog steeds bij dezelfde partner? Dit soort zaken zijn wel fijn om van elkaar te weten, maar zodra dit soort vragen zijn beantwoord, lijkt de gespreksstof ook weer op. Soms denk ik weleens dat we eigenlijk veel te weinig van elkaar weten en elkaar best beter moeten leren kennen.
Het organiseren van een reünie zou leuk zijn, maar wie organiseert het en waar? Wanneer kan iedereen in deze gejaagde wereld? Wat is de band die ons samenbrengt en vinden we dit allemaal even fijn? De band die we hadden door de grootouders bestaat niet meer. Het einde van de band die we nog hebben door onze ouders komt steeds dichterbij. De volgende bijeenkomst kunnen we zelf gaan plannen, we kunnen ook wachten op de eerstvolgende begrafenis.