Na een dagje slenteren door de Amsterdamse binnenstad met daarbij onder meer een bezoekje aan Artis en een aantal terrasjes, ben ik deze zaterdagochtend redelijk vroeg wakker en daar vrouwlief nog heerlijk ligt te knorren, neem ik me voor om de dag alvast te beginnen met een vroege wandeling naar het Vondelpark. In mijn korte broek stap ik vol goede moed het mooie weer in.
Halverwege mijn wandeling merk ik dat mijn darmen meer moeite hebben met het ietwat andere tempo en soort van eten en drinken te verwerken dan ik; mijn buik lijkt enigszins overstuur zijn, maar ik stoor me er niet echt aan en wandel door. Eenmaal in het park vraagt mijn buik toch meer aandacht en lukt het me niet echt om te genieten van de prachtige natuur midden in de stad.
Sterker nog, op een gegeven moment lukt het me amper meer om te lopen, breekt het zweet me uit en voel ik me genoodzaakt om even op een bankje te gaan zitten. Alvast plannen makend voor de terugreis schat ik in dat dit bepaald geen vlotte wandeling zal worden. Dan ineens wordt de situatie onhoudbaar, bedenk ik me geen moment en duik ergens de bosjes in.
In een oogwenk lijkt de druk weg te vallen, maar toch blijft een behoorlijke kramp voelbaar. Ik verontschuldig Amsterdam voor deze uit nood geboren overtreding en hoop voor de bezoekers van het park dat er snel een fikse regenbui komt. Nog steeds behoorlijk verkrampt wandel ik – voor de zekerheid door het Rembrandt park – terug in de richting van ons hotel. Daar fris ik me op en neem even rust.
Ooit schijnt een huisarts te hebben gezegd dat het voor de darmen beslist niet verkeerd is om – zoals een goede huisvrouw eenmaal per jaar een grote schoonmaak houdt – af en toe flink orde op zaken te stellen. Nou, dan heb ik mijn reiniging voor dit jaar wel weer gehad! Vol goede moed waag ik me een poosje later op de zeventiende verdieping van het hotel met uitzicht over stad aan een riant ontbijtbuffet…