Met een enorme wond achter haar linkeroor komt ze binnen; dat kan bijna niet anders als het gevolg zijn van een fikse vechtpartij. Onze driejarige poes Tosca is anders helemaal niet zo’n vechtersbaas, maar de er zijn ook poezen die anders zijn. We laten het maar even voor wat het is en een dag later lijkt het al alsof de wond enigszins aan het genezen is.
De dag daarna staan de zaken er toch wat anders voor: de wond is nu minstens tweemaal zo groot. Tosca is continue aan het krabben en dat zorgt ervoor dat alles tot onder haar oor er tot bloedens toe uitziet. Wellicht zorgt het genezingsproces voor jeuk en uiteraard heeft zo’n diertje er dan ook geen weet van dat je de wond dan beter met rust kunt laten.
Aan het einde van de dag gaan we ons toch zorgen maken: de anders altijd levendige Tosca zit wat gelaten in een hoekje, nog steeds af en toe krabbend aan de wond. Dit komt niet goed zo en dus maken we een afspraak bij de dierenarts. Die geeft antibiotica en pijnstillers mee en hoewel het inbrengen van medicijnen meestal een hele klus is, laat ze het vandaag gelaten toe.
Om het open krabben van de wond tegen te gaan, krijgt Tosca ook een kraagje – een zogenaamd lampenkapje. Eenmaal weer thuis moet deze uiterst vreemde installatie aan het kopje natuurlijk wel even wennen, maar al snel dan is ook dit wel goed zo en zoekt ze een veilig en rustig plekje achter een stoel. Daar lijkt het leven wel bijna afgelopen, want meer dood dan levend blijft ze de rest van de dag liggen.
Met een aantal noodgrepen krijgen we de voedselcirculatie weer op gang en komt er weer wat leven in Tosca. Een volgende ‘probleem’ dient zich dan ook weer aan: naar buiten met zo’n ‘lampenkapje’ is absoluut geen optie, want dan blijft ze mogelijk overal achter hangen. Met nog zo’n viervoeter in huis – die werkelijk door kattenluikjes heen breekt om buiten te komen – zet ons dat wel even weer tot nadenken: hoe pakken we dat aan?