Een weekendje naar de camping met vrienden, daarvoor hadden we het thuisfront ingeschakeld om op onze kippen en poezen te passen; dat is al vele malen goed gegaan wanneer mijn vader er twee keer daags naar om kijkt: bij het openen en sluiten van de kippenren en het bijvoeren van de dieren. Niets aan de hand.
Deze laatste keer voelde het echter niet helemaal fijn toen ik toevallig eens in een appje vroeg hoe het ging met de veestapel. “Heel verdrietig, bel ons maar even”, kregen we als antwoord en het eerste waaraan we dachten was dat er met één de poezen iets aan de hand zou zijn. Het telefoontje wees echter uit dat onze kippen waren bezocht door een steenmarter en alle vier het leven hadden gelaten.
Eén groot slagveld had mijn vader op deze zaterdagochtend voor het kippenhok aangetroffen: één van de kippen is wellicht verorberd en de overige drie lagen met een doorgebeten keel tussen de veren in het gras. Het roofdier was het kippenhok hoogstwaarschijnlijk binnen gedrongen door het schuifje omhoog te werken; de Antwerpse baardkrieltjes hadden vervolgens geen schijn van kans.
Kortgeleden hadden we nog eens besproken of we ook opnieuw kippen zouden nemen wanneer onze circa vijf jaar oude diertjes – waarvan de eierproductie ook al redelijk minder werd – het leven zouden laten. We kwamen niet tot een antwoord. Maar nu we weer een poosje leven zonder kippen in de tuin, is het toch wel heel erg stil en was het noemen van kuikentjes al voldoende om het licht op groen te zetten voor nieuw leven.