Je ziet dan degene wiens toestel afgaat in paniek de tas openen of grijpen naar de broekzak om het lawaai te beëindigen en hoewel dit dan wel weer ietwat grappig is om te zien, krijgen de personen die vergeten zijn om het toestel uit te schakelen of op stil te zetten, veelal afkeurende blikken toegeworpen.
Ja, ook ik kan dan hoofdschuddend reageren en mijn afkeuring laten blijken. Mijn telefoon staat al zo lang ik ‘m heb keurig op de trilfunctie en daarnaast staat ‘ie de helft van de tijd ook nog niet eens ingeschakeld. Dat gesodemieter wil ik niet hebben; van mij zal niemand last hebben en ik wil al helemaal niet gestoord worden door de telefoon.
In een kerkdienst waar ik deel aan heb, is het weer eens zover: dominee is nog maar net begonnen met z’n verkondiging als we heel erg dichtbij een muziekje horen. Mensen kijken geïrriteerd om zich heen wie nu weer de boosdoener is of checken voor de zekerheid toch maar even hun eigen toestel of die het toch niet doet. Maar nee, niemand vindt iets terwijl het muziekje minuten lang vrolijk door klinkt.
“Is het jou toestel niet?”, vraagt Nynke me als ze zich er van heeft verzekerd dat het haar eigen niet is en het geluidje toch wel heel erg dichtbij is. “Welnee, natuurlijk niet, hoe kom je er bij”, denk ik en begin ook om me heen te kijken waar het geluid toch vandaan komt en probeer me daarna weer te concentreren op de preek.
Het liedje blijft evenals de verkondiging doorklinken en de mensen blijven om zich heen kijken. Dan bedenk ik me dat ik vanochtend ook m’n iPod in de broekzak heb gestopt, maar ach, die kent geen belsignalen of andere deuntjes die me lastig kunnen vallen, want daar hou ik immers niet zo van. Toch check ik voor de zekerheid maar even, want het duurt nu toch wel heel erg lang.
Dan slaat de schrik me om het hart: het is mijn iPod die uit zichzelf muziek is gaan maken en als ik ‘m uit de broekzak haal om dit te stoppen, wordt het geluid in kerkzaal – waar ik bepaald niet in m’n eentje zit – alleen maar versterkt. Seconden lijken voorbij te kruipen en doordat ik in paniek niet vlot meer kan bedenken hoe ik ‘m zachter krijg, breekt het zweet me werkelijk uit.
Hoe kan dit nou, vraag ik me foeterend op mezelf af wanneer de stilte is wedergekeerd. Ik blijk wit weg te trekken en durf van schaamte bijna niet meer te bewegen. Van de verkondiging krijg ik weinig meer mee. Een dame die het hele schouwspel van dichtbij heeft meegemaakt, beoordeelt de consternatie later als best wel gezellig, maar ik kan de lol er vooreerst allerminst van inzien!