Rinze Storm nog altijd ‘bezige bij’ kerkenwerk

Het tempo waarmee de dupliceermachine tegenwoordig de velletjes papier voor het gemeenteblad uit het apparaat spuit is niet te vergelijken met de stencilapparaten waar dit vroeger mee gebeurde. Rinze Storm heeft het allemaal meegemaakt en weet soms smeuïge verhalen te vertellen over de tijd van weleer. Nog steeds is deze 78-jarige broeder actief in het kerkenwerk.

Zowel Rinze als Menna Storm zijn behoorlijk snotterig op de middag dat we proberen enkele herinnering op te halen en eens op een rijtje te krijgen wat Storm zoal voor taken heeft verricht voor de kerk. Ziek noemen ze zichzelf echter niet en dit zijn ze ook maar heel weinig. Met een kop koffie erbij zit de gastheer al snel op de praatstoel.  “Ik kin mar min yn ‘e hûs sitte neat te dwaan”, legt Storm zijn actieve leven uit. Nog iedere dag houdt hij zich bezig met vele tientallen krielkippetjes in de hokken achter hun huis aan De Merel in Surhuisterveen.

Het zal zo rond 1990 zijn geweest dat Rinze en Menna Storm vanuit Drogeham hier zijn komen wonen en zich aansloten bij de in 1980 ontstane christelijk gereformeerde kerk. “Noch gjin heal jier letter siet ik al yn’e tsjerkerie”, weet hij zich nog als de dag van gisteren te herinneren. Als zijn kerken-raadsperiode er op zit, blijft hij actief binnen de kerkmuren.

Preekvoorziening
Het zal zo in de periode zijn geweest dat dominee Vogel de gemeente verliet dat Rinze Storm werd gevraagd voor de preekvoorziening. Hij verzorgde toen al samen met redacteur Pieter Veninga de meditaties in het gemeenteblad. Met verschillende dominees had hij dan wel contact en mocht de artikelen wel uit hun gemeenteblad overnemen.De preekvoorziening heeft hij overgenomen van Van Schalm en dat heeft Storm wel zo’n tien jaar gedaan, blikt hij terug. “Ik begong moandeitemoarns al te beljen nei alle dûmnys, want dan wienen sy meastentiids thús .”

Hij raakte snel thuis in dit werk en wist al gauw dat hij bij de één de predikant zelf moest hebben voor de afspraak en voor de ander z’n echtgenote. “Ja, dat wie in hiele administraasje”, weet hij nog wel en vooral in perioden dat een gemeente vacant is, zit daar veel werk in. Via het landelijke publicatieblad De Wekker van de christelijke gereformeerde kerken hield hij precies bij welke studenten mochten preken en wie hij zoal kon vragen. Daarnaast had hij contact met andere preekvoor-zieners in de omgeving. In de tijd dat de gemeente kerkte in de hervormde kerk en de diensten plaatsvonden om elf uur ’s ochtends, gingen het een stuk gemakkelijker om dominees te krijgen uit de omgeving: ze konden na hun eigen dienst van half tien met gemak nog een preekbeurt in Surhuisterveen doen.

Voor de middagdiensten om twee uur richtte Storm zich vooral op de stadspredikanten die veelal om vijf uur in de middag moesten preken in de eigen gemeente. “Hjir op it plattelân is dat der yn groeit dat de tsjinsten om twa oere begjinne”, legt hij het verschil met het stadsleven uit. “Dêr hoechden se gjin rekken te hâlden mei it melken.” Als voorbeeld geeft hij aan dat er in de gemeente van Drogeham van de twaalf kerkenraadsleden soms wel acht boer waren die om vijf uur moesten melken.

Het drukwerk heeft hij destijds overgenomen van Marten van der Veen, maar wanneer dat precies is geweest en wie hem daar voor heeft gevraagd, die informatie is door de jaren heen zoekgeraakt. In die tijd werd het stencilwerk gedaan op zolder bij Folkerts Woninginrichting; Folkerts was toen – net als Storm – lid van de christelijke gereformeerde kerk die haar zondagse diensten vierde in de huidige Doarpstsjerke.

Storm noemt ook nog Bauke de Witt en Age Hut als aanvoerders van het stencilteam in de periode vóór hem, maar bij dit team hoorde hij nog niet. Hij was destijds conciërge op een school in Drogeham waar ze voor het eerst een stencilmachine kregen voor het interne drukwerk  “Dat wie sa’n yn brânder”,  herinnert hij zich. “Dat wâlme somtiden wol sa bot, dat ik hie der in slange oan makke troch it kezyn, sadat de measte lucht nei bûten gie. Dat plakte en die jong…” Er werd aan hem gevraagd of hij het stencilwerk voor de gemeente er bij kon doen. “Ja, sa rûgelje hja d’r sa yn hin.” Later werd Storm overgeplaatst naar de MAVO in Surhuisterveen en hier kregen ze steeds luxere apparatuur die de gedupliceerde papieren ook met-een selecteerde en voorzag van nietjes. “Mar dat foldie net echt, it gie fiersten te faak yn’e war.”

Stencilkamer
Medio 1996 bouwde de christe-lijke gereformeerde gemeente de huishoudschool aan De Dellen om tot een kerkgebouw en hier is het Rinze Storm die pleit voor een eigen stencilkamer, zodat het drukwerk voortaan in eigen beheer kan worden gedaan. In deze ruimte heeft hij jarenlang de scepter gezwaaid en samen met enkele mensen om hem heen kerkbladen en liturgieën geproduceerd. Voor de vuist weg noemt hij Gé van Schalm en Iko Scheepsma die wel hielpen met het verzamelen van de papieren. “Dan hie ik se de dei fan tefoaren al stinselle”, vertelt hij over de operatie waarbij ze vervolgens de ontstane boekjes van nietjes voorzagen. Hoeveel bladen er destijds maan-delijks werden gemaakt, dat weet hij niet meer. Hoewel Rinze vindt dat vooral de meditatie een heel belangrijk onderdeel van het maandblad is, denkt Menna dat deze rubriek niet erg intensief gelezen wordt door de jongere generatie.
“De âlderen lêze it miskien noch wol, hja wurde somtiden  útnoege ta lêzen troch in kop dy’t oansprekt, mar it moat foaral net te lang wêze.”

De belangrijkste functie van een gemeenteblad is volgens Rinze Storm om de gemeente op de hoogte te houden van het reilen en zeilen binnen de gemeente. Zo leest hij trouw de notulen van de kerkenraad altijd. “Dan witst wat der spilet en wat der besluten is.” Hij weet dat de vergaderstructuur tegenwoordig heel anders is dan vroeger en dat lang iedereen niet meer aanwezig is op elke vergadering. Dat is wel anders geweest.

“De tsjerkerie gie foar alles”, blikt Storm terug op de perioden dat hij in de kerkenraad zat en zelfs wel op zijn eigen verjaardag bij de vergadering aanwezig was. In die tijd was mijn uitgangspunt  dat je twee avonden per week beschikbaar was voor de kerk en dat daardoor vergaderen en het afleggen van huisbezoeken de meeste tijd vergden. Die huisbezoeken, dat mist Storm nu wel erg. “Wy hawwe dan no wol dy Omsjen-groepen, mar dat is eins neat oars as de wykjunen dy’t wy yn it ferliene wol hienen.”

Als ouderling had hij samen met een diaken en een aantal wijk-dames regelmatig overleg over de gemeenteleden aan wie bezoeken moesten worden gebracht. Met name aan de mensen die eenzaam waren en niet meer in de kerk kwamen werd aandacht besteed. Storm was destijds meestal tot half vijf aan het werk en kon veelal hierna nog wel een bezoek afleggen. “Ik hie altyd in bibels dagboekje by my”, vertelt hij over de bezoeken die hij altijd trouw aflegde. Met die huisbezoeken is het in de loop der tijd wel veranderd, zo ervaren Rinze en Menna Storm.

In het project Omsjen zien ze niets anders dan de oude wijk-indeling die een nieuwe naam heeft gekregen. “Sy probearje hieltyd it tsjil wer op nij út te finen”, aldus Menna Storm na tweemaal een bijeenkomst te hebben meegemaakt in de Omsjen-groep. Rinze vindt de groepen van groothuisbezoek eigenlijk wat te groot: “tinkst dat ik my útpraat yn sa’n grutte groep?!” Ze zijn het er over eens dat je de mensen pas echt leert kennen wanneer je er op bezoek gaat; dan pas ga je dieper op de onderwer-pen in. Dan pas leer je hoe mensen over de zaken denken en krijg je ook een indruk van hun leefstijl. “Tsja, húsbesyk, dat hearde der gewoan by”, mijmert Storm te-rugdenkend aan de veertien jaar dat hij ouderling was en hij vraagt zich af hoe het toch komt dat de ouderlingen van te-genwoordig zoveel minder tijd hebben dan vroeger.

Rinze Storm heeft in z’n leven al heel wat klusjes voor de kerk gedaan. Over een paar weken hoopt hij 79 jaar te worden en nog steeds stopt hij niet met z’n werkzaamheden. Ruim een jaar geleden – na het sterven van Iko Scheepsma –  bood hij nogmaals aan om z’n handen uit de mouwen te willen steken in het gat dat viel in de drukploeg en ook helpt hij koster Gaele Hansma regelmatig bij het onderhouden van de tuinen rondom het kerkgebouw. “Ik fyn it wol moai om dat te ûnderhâlden”, legt hij zijn enthousiasme uit. Bij grotere werkzaamheden zijn er nog wel een aantal broeders die even komen helpen. “It giet fansels ek wol om in stikje gesellichheid.”

Het helpen met de compostactie houdt hij in eerste instantie even voor gezien, omdat hij het al vele jaren heeft gedaan en dit zware werk niet zo goed meer kan doen, maar hij laat de kerk niet stikken. “As se my belje om te helpen, kin ik miskien noch wol yn ’e auto mei in karre der efteroan ride, mar ik wol net mear hieltyd der yn en der út.”

Zowel Rinze als Menna Storm zijn nog behoorlijk gezond. Glunderend vertelt Rinze wat hiervoor volgens hem de formule is: “ik begjin alle dagen mei twa glêzen wetter.” Verder noemt hij onder meer z’n dagelijkse stukjes fruit en denkt hij dat het goed is om veel in beweging en buiten te zijn. Afgelopen zomer heeft hij nog samen met broeder Atze te Nijenhuis een behoorlijke fiets-tocht gemaakt rond de Duitse plaats Leer en ook voor een rondje rondom het Lauwersmeer draaien deze mannen hun hand niet om. Menna heeft hier altijd geen zin meer in.

In de huiskamer liggen kerk-bladen zoals Kerkblad van het Noorden, De Wekker en Koers. Hiermee houden ze in de gaten hoe het reilt en zeilt binnen de gemeenten en hierin zijn ze  altijd al geïnteresseerd geweest. Het geloofsleven heeft in hun leven altijd een belangrijke rol ge-speeld, dit alles is hen met de paplepel ingegoten.

“Ek ús heit hat froeger in protte foar tsjerke dien, der wie him net gau wat tefolle”, aldus Storm. Hij weet nog dat zijn vader – die boer was – iedere maand de maan-dagochtend uitkoos om het ker-kengeld op te halen. Dan hadden veel vrouwen die thuis waren het namelijk druk met de was en waren ze vlot klaar met het overhandigen van het geld.

Bezig bij
Rinze Storm is altijd een bezige bij geweest als het gaat om het werk binnen de kerk, zo om-schrijft zijn echtgenote hem. Als je ‘m moest hebben, dan moest je er bij zijn, want anders was ‘ie weer onderweg voor bezoekjes of voor de tuintjes die hij in het onderhoud had. In de maatschappij van nu zien ze toch wel een grote verandering als het gaat om gemeentelijk medewerking. “Ik fyn it slim hoe ’t no allegear giet”, betreurt Storm het huidige beeld van het kerken-werk met al z’n vacatures. “Alles liket tsjinwurdich belangriker te wêzen dan de tsjerke.” Waar je voor gevraagd wordt, daar moet je tijd voor vrij maken, bevestigd Menna. “Oars slagget it gjinien.”

In de perioden dat Storm in de kerkenraad zat, koos hij er bewust voor om daarnaast geen andere dingen te doen. “De tsjerkerie gie foar alles!” Ze zien allebei wel dat de tijden zijn veranderd en dat er tegen-woordig veel meer dingen zijn die aandacht vragen. Ze noemen daarbij alleen al sport, televisie en internet als storende factoren en noemen als enige oplossing om hieraan te ontkomen het stellen van prioriteiten.

Verandering
Nog steeds gaan ze iedere zondag met plezier naar de kerk. Dat er ook hier wel degelijk een verschil is tussen vroeger en nu, zien ze wel degelijk en verandering vinden ze ook niet erg. Maar je moet niet te snel veranderen: de oudere garde moet ook mee  kunnen komen.Psalmen uit de oude berijming, die hebben ze vroeger nog geleerd en vinden ze prachtig in een dienst, maar ze worden amper nog gezongen. Toch zijn ze ook niet tegen op het zingen van bijvoorbeeld liederen uit de opwekkingsbundel.

“Nee”, bevestigt Menna, conclu-derend dat ze zelf inmiddels ook bij de oude garde horen. “Dy feroaring, dy hâlde wy net tsjin. De tiid giet troch en dêrby probearje wy de dingen safolle mooglik posityf te benaderen.” Ze zien ook wel hoeveel jongeren er zondags de kerk uit gaan naar de nevendienst en dat ze dus eigenlijk bij een heel jonge gemeente behoren. “Dêr moatte wy wol rekkening mei hâlde, om dy jongerein der by te hâlden.”

“Wannear hawwe wy wer fersameljen?”, vraagt Rinze aan het einde van het gesprek nog en neemt dan bijna handenwrijvend zijn agenda ter hand om te controleren of hij het wel heeft genoteerd. Dan passeren er meteen een aantal notities, waaronder de wedstrijd Harkemase Boys tegen ONS Sneek. Wederom begint Storm te glunderen wanneer hij vertelt de wedstrijden van het buurdorp nog zoveel mogelijk te volgen en er zo mogelijk bij aanwezig te willen zijn.

Rangen en standen van overige teams zoals ’t Fean ’58 houdt hij wel bij, maar hij bezoekt deze wedstrijden niet allemaal meer. “Nee, ien kear yn’e fjirtjin dagen in middei fuort, dat is mear dan genôch”, oordeelt Menna Storm glimlachend. Nog steeds moet ze er om denken dat ze haar man af en toe ietwat aan banden legt, want anders dan is het vogeltje weer gevlogen…

(Dit interview is gepubliceerd in gemeenteblad De Regenboog van maart 2017)