God heeft een plan met leven Fokke de Wit

Een automonteur, die verwacht je niet zo snel op de preekstoel. Toch is de kans dat de 32-jarige Fokke de Wit de kansel zal betreden absoluut niet uitgesloten. Terwijl de Feanster met vele ambities nu nog regelmatig met steeksleutel en poetsdoek tussen de auto’s staat, is hij in de avonduren druk bezig met een studie tot pastoraal medewerker. Wat voor doel God precies met zijn leven heeft weet ’ie nog niet, maar zodra hij het diploma op zak heeft gaat de poetsdoek in de wilgen.

“Het leek ons beiden wel iets om in Surhuisterveen te gaan wonen”, vertelt Fokke de Wit die samen met zijn echtgenote Froukje en hun zoontje Boaz nu zo’n jaar woont aan de Dokter van Kammenstraat. Daarvoor hebben ze zo’n vier jaar gewoond aan de Johan ter Schoeleweg. “Het bevalt ons hier prima, we hebben nog geen moment spijt gehad van de keus voor Surhuisterveen.”

Fokke en Froukje – zij werkt in het gemeentehuis Ooststellingwerf als financieel adviseur – woonden beiden voorheen in Ureterp en hebben elkaar hier ook ontmoet. Ze wilden allebei niet in Ureterp blijven. Dat had ook wel een beetje te maken met de kerkgemeenschap waar we bij hoorden. Dan zouden de mensen al snel spreken van ‘dat is ien fan dy-en-dy’ en dat wilden ze niet.

“Bovendien zag ik mezelf dan al binnen de kortste keren in de kerkenraad zitten. En omdat ik toch echt wel anders denk dan bijvoorbeeld mijn vader wilden we een heel nieuw begin. We kozen voor de christelijke gereformeerde kerk vrijgemaakt, de samenspreking die hier was sprak ons sowieso al heel erg aan.”

CHAUFFEUR

“Als zestienjarige wilde ik altijd al vrachtwagenchauffeur worden. Ik kwam van de MAVO en wilde toen in de avonduren de chauffeursopleiding doen. Met de cijfers die ik daar behaalde werd al snel geconcludeerd dat ik binnen een jaar gereed zou zijn met die opleiding. Dan zou ik zeventien jaar zijn en niet bevoegd om te rijden.

Toen werd me geadviseerd om de opleiding transport en logistiek te gaan doen. Deze opleiding duurde vier jaar en toen had ik mijn chauffeursdiploma op zak. Toen heb ik wel gedacht: wat moet ik nu eigenlijk? Als autowasser en – poetser en voor allerlei hand- en spandiensten was ik toen al aan de slag bij de garage Willem Baron in Ureterp.

Daar werd het steeds maar drukker en de eigenaar zag in mij wel een goede arbeider die ook wel wat kon sleutelen en zo kreeg ik een baan. Ik ging aan de slag met de opleiding tot tweede – en eerste automonteur. Toen was ik weer vier jaar verder en vond het allemaal wel even prima zo. Lekker met collega’s aan het werk en wat geld verdienen.”

Toch hield de poetser en sleutelaar in z’n achterhoofd dat ’ie niet z’n hele leven automonteur wilde blijven en koos ervoor om een jaar iets anders te gaan doen. Hij mocht inmiddels rijden op een vrachtwagen en werd chauffeur. Eerst bij een bergingsbedrijf – want ook dit lag in zijn ambities – maar dit ging niet zoals hij had bedacht.

Na een half jaar ging hij aan het werk bij een champignon- kwekerij en reed daarvoor veel naar Duitsland. “Dat waren niet de meest gunstige tijden hoor”, herinnert de oud-trucker zich. “Tijd om te leven was er bijna niet.”

“Toen ze van de garage belden met de mededeling dat ze weer iemand zochten, hoefde ik dan ook niet lang na te denken. Naast poetsen en wassen was opnieuw sleutelen mijn hoofdtaak. De gedachte dat ik dit niet m’n hele leven wilde doen bleef aanwezig, het bracht me niet de nodige voldoening.

Altijd al had ik de drang om verder te leren en het triggerde me wel hoe de mens in elkaar zat; ik had altijd al iets met psychologie, de psyche van de mens bleef me fascineren. Maar ik wist niet precies wat ik ermee moest en hoe ik dit dan precies zou aanpakken. Boven- dien voelde de autobranche wel veilig en dus bleef alles zoals het was.”

“Toen kwam Froukje in mijn leven en zij zorgde voor de uiteindelijke verandering. ‘Je moet het gewoon doen’, heeft ze gezegd. ‘Want anders zal het nooit iets worden.’ V anaf dat moment bedacht ik me dat het misschien ook wel interessant was om aan mensen te gaan sleutelen in plaats van aan auto’s en ben ik er serieus mee aan de slag gegaan.”

“Eenoomvanme-dieop latere leeftijd predikant is geworden – heeft uiteindelijk geadviseerd om te kiezen voor theologie in plaats van psycho- logie. Dan zou ik – naast de mens – ook veel met de Bijbel bezig zijn. In de Bijbel liggen deze wetenschappen dicht bij elkaar en hier interesseerde ik me ook altijd wel voor; wat staat daar nu eigenlijk in en hoe kun je dit uitleggen?

De vele geloofsvragen fascineren me nog steeds en die combinatie leek dan ook perfect. Maar toen kwam natuurlijk ook meteen de vraag naar boven of ik dominee wilde worden en dat was me net weer een stap te ver.Ik ging om me heen kijken naar de mogelijkheden en zo kwam ik op de opleiding tot pastoraal medewerker. Dat leek me wel wat om te proberen en aan de gereformeerd hoge- school VIAA ging ik hiermee aan de slag.”

“Wat dan mijn uiteindelijke doel is, daar ben ik nog steeds niet helemaal over uit. Ik zou dan bijvoorbeeld terecht kun- nen komen in een gemeente waar een tweede predikant niet haalbaar is, maar een pastoraal medewerker wel.”

“Zo is het allemaal gegroeid”, vat Fokke de Wit de weg samen die leidt van autopoetser via vrachtwagenchauffeur tot pastoraal medewerker. Daarvan zit hij nu in het vierde jaar en had bijna klaar kunnen zijn met de studie. Er kwam echter heel wat veranderingen.

“Ik had de plaatselijke PKN- predikant Johan van der Sleen gevraagd om mijn stagebege- leider te zijn. Het leek me goed om ook eens bij een andere kerkgemeenschap te zien, ik wilde niet met oogkleppen op alleen maar weten hoe het in mijn eigen kerk allemaal werkt. De stage duurde echter maar een half jaar want V an der Sleen kreeg een beroep en vertrok medio februari naar de gemeenten De Wilp/Siegers- woude en Zevenhuizen. Daarnaast gingen we verhuizen en kregen ondertussen ook nog een kind. Dat vroeg allemaal de nodige aandacht, het was even te druk, er waren even te veel dingen tegelijk. Als het zo moet, dan stop ik er mee, zo heb ik toen wel gedacht. Door een periode van bezinning van februari tot het einde van het schooljaar vond ik weer wat rust en werd ik toch weer enigszins gestimuleerd.”

In september 2018 is Fokke een nieuwe stage begonnen, nu bij het Leger des Heils in Sneek. “Nu ik hier bezig ben, begin ik weer te twijfelen of ik het werk in een gemeente eigenlijk wel wil. Bij het Leger de Heils wordt veel meer missionair gewerkt en dat past eigenlijk veel beter bij mij. Wat me heel erg aanspreekt is dat ze hier vooral present zijn. Dat betekent dat ze niet direct bezig zijn met het evangelie, maar vooral aanwezig in de maatschappij. Ze zijn er voor iedereen zonder aanziens des persoons, iedereen is welkom. Juist daarmee laten ze iets van het evangelie zien, door de daden, en dat spreekt me heel erg aan.”

“Vroeger had evangeliseren meer als doel om mensen in de kerk te krijgen, maar volgens mij is het meer dat je er voor de mensen bent. Pas als je een relatie hebt opgebouwd in vertrouwen, kun je over het geloof beginnen en niet eerst geloven en dan kijken we naar de mens die erachter zit; we moeten eerst omzien naar de mens. Dat onderwerp ligt me gewoon, zo voel ik dat steeds maar weer.

Het proces van gebed – waarin ik vraag wat voor bedoeling God eigenlijk met mij heeft – loopt nog steeds, maar ik merk toch wel heel duidelijk dat ik een bepaalde richting op wordt gestuurd. Mijn huidige stagebegeleidster is een enthousiaste missionair in hart en nieren. Zij wakkert mijn vlam om naar buiten treden met het evangelie enorm aan, dat moeten we niet binnen de kerkmuren houden!”

“Dat de kerken eigenlijk vooral naar binnen gericht zijn, dat stoort me. Met name het buurtgericht werken zoals Leger des Heils dat doet, spreekt me juist erg aan. De mensen krijgen aandacht, ze worden gezien en daarmee krijgen ze toch iets van het evangelie door. Ik werk nu zo’n acht maanden met de slogan ‘daden voor woorden’. Dat past me wel: laat maar zien dat je christen bent!

Dit mis ik weleens in de traditionele kerken. Het naar binnen gerichte van de gemeente vond ik minder, daar heb ik toch best wel moeite mee. We gaan zondags naar de kerk en door de week is het eigenlijk zo’n beetje ieder voor zich. Ik zou er meer voor voelen dat we zondags opgeladen zouden worden om door de week aan de slag te kunnen om ‘te zenden.’

Hoe we dit kunnen aanpakken, weet ik eigenlijk ook niet. Op zoek gaan naar een gemeente waar dit wel zo werkt zou een keuze kunnen zijn, maar dat is volgens mij ook niet de oplossing. Het zou toch echt mooi zijn als we dat in onze eigen gemeente ook iets meer van de grond zouden kunnen krijgen, dat we meer naar buiten gericht zouden zijn; echt bezig zijn met een levend geloof waar je vol van bent!
Wat mij altijd heel erg raakt is de genadeverkondiging. We hebben het dan niet verdiend, maar wel gekregen! We zijn vrij van schuld, wat een vrijheid brengt dit met zich mee. Als je dat een beetje bezielend kunt vertellen… Dat lijkt me dan wel weer wat maar – ondanks dat ik onlangs zelf bij het Leger des Heils een keer ben voorgegaan en dit prima is bevallen – houd ik het bij pastoraal werk.

Een van de belangrijkste redenen om geen dominee te worden is dat ik dan beperkt word in mijn vrijheid; dan ben je toch gebonden aan de regels van je gezindte. Wanneer je dan bijvoorbeeld iets langer in een gemeente staat, weet je precies wat je wel en niet moet zeggen om mensen tegen je in het harnas te jagen; dan breng je dus niet meer het Woord, maar wat de mensen graag willen horen.”

“Nee, dan voel ik me toch meer aangesproken door de werkwijze van de organisatie waar ik nu stage loop. Ik zie regelmatig mensen binnenkomen die anders zijn dan anders. Zo komen er veel moeders met hun kinderen af op de activiteit Zingen met je Kind. Je ziet dat deze kinderen daar echt iets beleven. Er is altijd een christelijke ondertoon, je ziet dat dit hen aanspreekt.

Ook in een initiatief als Messychurch treedt een kerk meer naar buiten. Dit is echt uitnodigend en het evangelie is er in verwerkt. Je mag zijn wie je bent, het maakt niet uit of je gelooft of niet. In een traditionele gemeente is dit natuurlijk ook wel zo, maar een ongelovige, een zwerver of ‘de plaatselijke dorpsgek’ zal zich hier toch minder welkom voelen tussen al die regeltjes.

Een kerk zou wel wat enthousiaster mogen zijn. Zo zouden we tussen de vele psalmen en gezangen door ook weleens wat liedjes kunnen zingen met een iets vreugdevollere ondertoon, zoals de liedjes van Elly en Rikkert die bij het Leger des Heils wel worden gezongen.Iets meer vreugde uitstralen naar buiten, dat zou voor de traditionele kerken niet verkeerd zijn. Het laatste avondmaal dat ik meemaakte in mijn eigen gemeente vond ik bijvoorbeeld ok niet echt een viering. Hoe je daar allemaal vorm aan zou moeten geven, weet ik ook niet precies.

Wat voor plan God precies met mijn leven heeft, weet ik nog steeds niet, maar wanneer ik mijn studie heb afgerond is, wil ik graag volledig aan de slag als pastoraal medewerker, dan stop ik met mijn werkzaamheden als monteur.”

Wanneer dit stagejaar is afge- rond, moet De Wit nog een jaar aan de studie. Dit alles doet hij naast zijn normale werk en gezinsleven. “Dat is behoorlijk pittig, eigenlijk is het niet te doen”, zegt hij zonder daarover na te hoeven denken. “Ik heb wel klasgenoten die er geen baan bij hebben die het allemaal amper kunnen bol- werken.”

Door een eigen traject te gaan, lukt het hem toch om het allemaal te doen. Misschien niet in vier jaar, misschien wel in vijf of meer… Samen met zijn gezin waakt Fokke er voor dat alles zoveel mogelijk in balans blijft.

“Het feit dat ik vader geworden ben brengt ook een hele verantwoordelijkheid met zich mee, en ik wil me niet blind- staren op mijn studie: mijn gezin is minstens zo belangrijk. Nee, ik doe het in mijn eigen tempo, het diploma is toch wel hetzelfde.”

(Dit interview is geplisseerd in gemeenteblad De Regenboog van mei/juni 2019)